Afgelopen april 2015 stond ik een tomatenplukker bij. Deze tomatenplukker was al ruim 10 jaar ieder seizoen werkzaam voor een tomatenteler. Iedere keer voor een periode van ongeveer een half jaar.  Plots na afloop van het seizoen 2014 liet de tuinder de tomatenplukker weten het komende seizoen niet meer nodig te hebben. Het werk bleef gewoon voorradig, er werden voor het nieuwe seizoen uitzendkrachten ingehuurd. De tomatenplukker die altijd goed had gewerkt was plots niet langer welkom. Een duidelijke reden werd niet gegeven, maar de gedachte dringt zich op dat de tomatenplukker door de tuinder werd ingeruild voor een jongere goedkopere kracht.
Een procedure voor de kantonrechter Den Haag volgde. Namens de tuinder werd aangevoerd dat geen arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd was ontstaan, nu de arbeidsovereenkomsten steeds tussenpozen kenden van perioden langer dan 3 maanden. Daarmee sloeg de tuinder de plank mis. Ik had immers, namens de medewerker, niet aangevoerd dat sprake was van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, maar dat sprake was van een duurovereenkomst. Daar had de tuinder nog niet eerder van gehoord. De Kantonrechter hield de zaak tegen het licht door gebruik te maken van het goed werkgeverschap van artikel 7:611 BW en oordeelde dat de werkgever geen zwaarwegend belang had de tomatenplukker geen nieuw seizoencontract aan te bieden.

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2015:4515
Ook eerder is op dienovereenkomstige wijze door rechters beslist. Overigens niet altijd wegens strijd met het goed werkgeverschap. In sommige gevallen oordeelde de rechter dat sprake was van misbruik van recht, dan wel dat een en ander strijd opleverde met richtlijn 99/70 EG, nu volgens die richtlijn de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd uitgangspunt dient te zijn.
Al vaker heb ik mij erover verbaasd dat zo weinig seizoenwerkers aanspraak maakten op deze mogelijkheid van de duurovereenkomst en dat kennelijk de seizoenswerkgevers geen maatregelen nemen om het ontstaan van dergelijke duurovereenkomsten tegen te gaan. Kort na de uitspraak werd ik door een tweetal verslaggevers benaderd over deze uitspraak. Men vroeg zich af of er een link was met de WWZ en ging ervan uit dat het hier baanbrekende jurisprudentie betrof. In het maandblad Boerderij Ambitie en het blad groenten & fruit (ziehttp://www.gfactueel.nl/Home/Nieuws/2015/6/Meer-trouwe-flexwerker-kunnen-werk-eisen-1779446W/) is inmiddels aandacht besteed aan deze kwestie.
Nee dit heeft niets van doen met de WWZ en evenmin is sprake van baanbrekende jurisprudentie (de eerste vragen van de interviewers) . Wel verdient deze casus de nodige aandacht, nu kennelijk seizoensarbeid Nederland geen idee heeft van het bestaan van deze problematiek. Met de aandacht die deze kwestie verdient kunnen werkgevers en werknemers zich meer bewust worden van de positie die seizoenmedewerkers na jarenlange samenwerking verkrijgen. Een positie die overigens veel verder reikt dan slechts de agrarische sector. Alle werkgevers die voor een bepaalde periode in het jaar, een en dezelfde medewerker, jaar in jaar uit inschakelen voor het verrichten van een bepaalde taak krijgen naar mate de tijd vordert te kampen met deze duurovereenkomst. Denk bijvoorbeeld ook aan scholen die jaar in jaar uit een medewerker inschakelen voor het geven van een bepaalde training.
Hoog tijd dus dat ik mijn steentje bijdraag aan het wereldkundig maken van het bestaan van de DUUROVEREENKOMST!

mr. Nicole E.P. Gustings, Beelaard Breetveld Advocaten