Enkele weken geleden heeft het Gerechtshof Den Haag een uitspraak gepubliceerd (ECLI:NL:GHDHA:2015:2655), waarin het heeft geoordeeld dat toestemming ook kan worden verleend, door niet te protesteren, stilzwijgende toestemming. De link naar deze uitspraak treft u hier. Deze zaak ging over een aanbouw van een client van mij, waar zijn buurman na eerst te hebben meegeholpen het achteraf toch niet met de aanbouw eens was.

Mijn cliënt heeft enige jaren geleden een aanbouw gebouwd. De zijmuur van deze aanbouw bevond zich voor een deel op de grond van de buurman van mijn cliënt. Nadat de buurman had meegeholpen met het bouwen van de aanbouw en niet tegen de aanbouw had geprotesteerd, bedacht hij enkele jaren later dat hij het toch niet eens was met de aanbouw, onder andere omdat deze voor een deel op zijn grond staat. Om die reden wendde hij zich tot de kantonrechter. De kantonrechter heeft vervolgens besloten dat de muur gemeenschappelijk eigendom is voor zover deze als scheidsmuur dient. Voorts heeft mijn cliënt een bedrag moeten betalen als compensatie voor de overbouw van de muur op de grond van zijn buurman.

De buurman ging in hoger beroep, onder andere omdat een geblindeerd lichtvenster (ruim boven ooghoogte) in de aanbouw aanwezig mocht blijven. In hoger beroep vorderde de buurman naast zijn eisen uit eerste aanleg (voor zover deze waren afgewezen) dat kort gezegd de hele aanbouw moest worden afgebroken. De reden daarvoor zou zijn dat hij geen toestemming zou hebben gegeven voor de overbouw. Dit terwijl de buurman meerdere malen op de bouwplaats de voortgang had geïnspecteerd en zelfs had geholpen met de bouw (waarvan foto’s en filmmateriaal aanwezig waren). De vraag was dus of de buurman in dat geval kon volhouden dat hij geen toestemming had gegeven voor de aanbouw zelf en voor het gedeelte dat op de grond van de buurman staat. Het Gerechtshof oordeelde dat de buurman dit niet kon volhouden, want toestemming kan ook stilzwijgend worden verleend, bijvoorbeeld door zonder te protesteren mee te werken aan de bouw van de aanbouw. Daarbij achtte het Gerechtshof van belang dat ten tijde van de bouw duidelijk was dat de muur voor een deel op de grond van de buurman kwam te staan.

De buurman voerde nog aan dat pas twee jaar na het begin van de bouw een aannemer na een meting constateerde dat er sprake was van overbouw en de buurman toen aangaf dat hij dat niet wilde. Het Gerechtshof vond dit niet voldoende, omdat daarvoor de buurman wel stilzwijgend had toegestemd met de aanbouw. Op deze toestemming kon hij achteraf (toen de aanbouw bijna af was) niet terugkomen.

Het Gerechtshof verklaarde aldus het hoger beroep ongegrond, waarbij het tevens de nieuwe vorderingen die strekten tot afbraak werden afgewezen.

Door: Brian van Egmond