Al sinds ongeveer een jaar of twee bestaat voor de Officier van Justitie de mogelijkheid om de aanhouding te bevelen van een persoon die eerder tot een voorwaardelijke straf is veroordeeld en waarvan het ernstige vermoeden bestaat dat hij zich in de proeftijd niet aan enige voorwaarde heeft gehouden (art. 14fa Sr). Indien de OvJ de aanhouding noodzakelijk blijft vinden, dient hij onverwijld een vordering in bij de rechter-commissaris, die binnen 3x 24 uur beslist of de voorlopige tenuitvoerlegging van de niet ten uitvoer gelegde vrijheidsstraf wordt bevolen.
Voor menigeen voelt deze bepaling onrechtvaardig aan. Immers, je bent nog niet opnieuw veroordeeld, maar je moet wel alvast de voorwaardelijk opgelegde straf uitzitten. Dat strijdt met het rechtsgevoel.
In de wet is verder bepaald dat de OvJ ook onverwijld een vordering indient bij de rechtbank, die bepaalt wat er verder met de niet ten uitvoer gelegde straf gebeurt. De wetgever heeft de bedoeling gehad dat de rechtbank de vordering binnen 30 dagen behandelt, waarbij het het meest praktisch is dit tegelijkertijd te doen met de behandeling van het nieuwe strafbare feit. Maar wat nu als de OvJ geen vordering indient en de nieuwe zaak (voorlopig) ook niet aanbrengt?
De veroordeelde heeft het recht om aan de rechtbank opheffing van het verzoek om voorlopige tenuitvoerlegging te vragen. De rechtbank Den Haag heeft zich evenwel op het standpunt gesteld dat de (enkel-voudige) raadkamer van de rechtbank niet bevoegd is kennis te nemen van het verzoek, indien de OvJ op voorhand heeft aangegeven dat de hoofdzaak tegelijk met de vordering tenuitvoerlegging zal worden aangebracht bij de meervoudige kamer. De meervoudige kamer zal het verzoek dan dienen te behandelen.
In de tussentijd zit betrokkene dus zijn voorwaardelijke straf uit, zonder dat er een mogelijkheid is de rechtmatigheid door de rechter te laten toetsen. Het bevel van de r.c. geldt immers voor maximaal 30 dagen. Dan rest alleen de mogelijkheid van een civielrechtelijk kort geding. Dat hebben wij in de door ons behandelde zaak ook gedaan, maar voordat de zaak werd behandeld, is cliënt op vrije voeten gesteld.
Voor dit soort gevallen zou een wijziging van de wet aan te bevelen zijn.
Auteur: Ben Beelaard, Beelaard Breetveld Advocaten
Redactie: Nicole Gustings, Beelaard Breeetveld Advocaten